Het Motorrijbewijs

Het motorrijbewijs bestaat uit 3 verschillende categoriën, A-1, A-2 en A
A-1 is voor motoren met een maximaal vermogen van 11 kW
A-2 is voor motoren tot een vermogen van 35 kW
A is voor motoren boven de 35 kW

Wij geven motorrijles voor de categorie A.
Dit is de zware categorie waarop je vanaf 21 jaar examen mag doen.
Wanneer je 21 jaar bent en examen gaat doen voor de categorie A dan krijg je op je rijbewijs de code 80 vermeld. Dit betekent dat je de eerste 2 jaar alleen op een motor mag rijden van de categorie A-1 of A-2 alsmede een driewielig motorrijtuig.
De code 80 vervalt automatisch na 2 jaar, of wanneer je 24 jaar bent geworden.
Ben je in het bezit van een rijbewijs A-2 dan zal je een aanvullend examen moeten doen om je rijbewijs A te kunnen krijgen.
Wanneer je een rijbewijs B hebt, is het niet noodzakelijk om je theoriecertificaat te halen voordat je kunt beginnen met lessen. Nog geen rijbewijs B? dan moet je wel eerst theorie halen voor je kan beginnen.

Examenonderdelen

 

Rijden op de weg

Wanneer je voor dit examen op wilt gaan moet je eerst je bijzondere verrichtingen en je theorie hebben behaalt.
Tijdens de lessen op de weg zullen wij uiteraard aandacht besteden aan kijktechniek, verkeersinzicht, bochtentechniek en de positie op de weg. Als motorrijder ben je immers kwetsbaarder in het verkeer.

 

Theorie

Voor het leren van je theorie adviseren wij  iTheorie. (Bij ons te koop)
Om je theorie-examen te kunnen doen kan je zelf een afspraak maken via de site van het CBR. Let op! meld je rechtstreeks aan bij mijn.cbr.nl Er zijn rijscholen die je via hun site het examen laten reserveren waardoor het examen alleen maar extra duur wordt.

Op de site van het CBR moet je inloggen met je DigiD, en kan je een afspraak maken voor je theorie-examen. Je moet deze meteen betalen via iDeal.

Bijzondere verrichtingen

Wij beginnen met het aanleren van de bijzondere verrichtingen. Dit is de voertuigbeheersing die nodig is om met een motor veilig over de weg te kunnen rijden. Voor het examen moet je 12 oefeningen kunnen. Van deze 12 oefeningen moet je er 7 doen waarvvan er 5 voldoende moeten zijn. Elke oefening mag je 1 keer herkansen. De oefeningen zijn onder verdeeld in 4 clusters, te weten; lopen met de motor, langzame oefeningen, snelle oefeningen en de rem oefeningen. Van de laatste 3 genoemde clusters doe je 2 oefeningen 1 verplichte oefening en 1 keuze van de examinator. Omdat in het eerste cluster maar 1 oefening zit hoeft dit cluster niet voldoende te zijn, bij de andere clusters moet in ieder geval 1 oefening voldoende zijn. Voor dit examen is het niet noodzakelijk om je theorie te hebben wanneer je in het bezit bent van een rijbewijs B.

De volgende bijzondere verrichtingen moet je leren:

Cluster 1: Lopen met de motor

1
 
Lopen met de Motor

(Verplichte oefening)

Je parkeert de motor al lopend achteruit in een vak. hierbij wordt er op gelet dat je de motor in balans houdt en dat er geen schade of hinder ontstaat.

Je loopt met een uitgeschakelde motor aan de linkerzijde van de motor met beide handen aan het stuur waarbij je de voorrem bedienbaar houdt. Je loopt voorbij een denkbeeldig vak met je voorwiel, waarna je dan licht mag uitwijken naar links en loopt door totdat de hele motor het vak voorbij is. dan loop je met de motor met tenminste 1 hand aan het stuur de motor achteruit het vak in. Daar plaats je de motor op de juiste wijze op de standaard. Zijstandaard uitklappen met de rechtervoet,  draai het stuur naar links en haal de motor uit zijn vering voor stabiliteit.

Nadat je dit hebt gedaan pak je de motor bij het stuur en zet deze recht, duwt de motor in balans en klap de standaard weer in. Vervolgens loop je het vak uit en doormiddel van een bocht naar rechts weer naar de laatste pylon.

Cluster 2: Verrichtingen bij lage snelheid

langzame slalom
 
Langzame slalom

(Verplichte oefening)

Voor de langzame slalom moet je met een slippende koppeling rijden en de snelheid regel je met je gas en de achterrem. Je komt in een rechte lijn op de eerste pylon aanrijden en gaat vervolgens 6 slalom bochten maken om de pylonen, hierbij mag je uiteraard niet je voeten aan de grond zetten en de pylonen moeten blijven staan. Na de laatste pylon rijd je weer in een rechte lijn verder. Het sturen van de bochten gebeurt doormiddel vanuit de heupen en/of het stuur.

halvedraai
 
Halve draai

Voor de halve draai, de motor licht trekkend houden. Aankomen rijden in een rechtelijn. Door het op de juiste wijze, de motor af te schuinen de bocht zodanig klein te maken dat je binnen de pylonen een vloeiende bocht maakt en weer in een rechtelijn weg rijdt. De snelheid wordt geregeld doormiddel van het gas en de voetrem.

acht
 
Denkbeeldige 8

Voor de denkbeeldige 8 geldt hetzelfde als bij de halve draai. Ook hier met een licht trekkende motor aankomen rijden. Aan de rechterzijde het figuur binnen rijden en door rijden naar achter zodat je eerst een bocht naar links maakt, weer tussen de middelste 2 pylonen door rijden en dan een bocht naar rechts maken, weer tussen de 2 pylonen in het midden door rijden en vervolgens op de korte zijde de 8 weer uit rijden. zorg er voor dat je met een licht trekkende motor rijdt en door  het op juiste wijze afschuinen van de motor de bocht klein maakt regel je snelheid doormiddel van gas en voetrem.

stapvoetsrijden2
 
Stapvoets rijden

Je rijdt stapvoets in een rechte lijn. De examinator let op je snelheid, balans en bediening.

Je komt in een rechte lijn aanrijden, rijdt met een licht trekkende motor en over een afstand van 20 meter de snelheid van een voetganger. Je rijdt zoveel mogelijk in een rechte lijn met de meelopende examinator mee, met een zo constant mogelijke snelheid. Om de snelheid te regelen maak je gebruik van een slippende koppeling en eventueel de voetrem.

wegrijdenuitparkeervak2
 
Wegrijden uit een parkeervak

Je staat met je voorwiel op 1 lijn met de voorste pylonen van het vak. De examinator geeft aan welke richting je op moet rijden en vervolgens trek je op en maak je de bocht in de richting die aangegeven is. Met gas, koppeling en eventueel voetrem regel je de snelheid en door het schuin sturen van de motor zorg je dat je voor de pylonen muur blijft rijden.


 

Cluster 3: Verrichtingen bij hoge snelheid

uitwijkoefening
 
Uitwijk oefening

(Verplichte oefening)

Met een constante snelheid van 50 km/u aan komen rijden, recht door het poortje rijden. Wanneer je voorwiel tussen de pylonen is mag je het gas dicht draaien en de motor naar links uitwijken langs de muur van 4 pylonen en dan weer terug sturen zodat je in een rechtelijn aan de rechterkant langs de laatste pylon doorrijdt.

snelleslalom
 
Snelle slalom

Met een snelheid van tenminste 30km/u in een rechte lijn op de pylonen aan komen rijden, waarna je zelf mag weten of je naar links of rechts uitwijkt om vervolgens 6 slalom bochten te maken en weer recht achter de laatste pylon in een rechtelijn weer door te rijden. De motor moet licht trekkend blijven, en je stuurt de motor vanuit je heupen vandaan.

vertragingsoefening2
Vertragingsoefening

Je start vanuit stilstand bij het 1ste poortje, je trekt zo vlot mogelijk op tot je 50 km/u in de 3de versnelling rijdt. Bij het 2de poortje ga je een krachtige remming inzetten, en je schakelt 1 versnelling terug zodat je in de 2de versnelling door gaat en met 30 km/u dan rijd je verder en maakt nog 3 slalom bochten om de 3 pylonen die er staan en rijd weer in een rechte lijn achter de laatste pylon door. Zorg er voor dat je voordat je de slalom inzet klaar bent met remmen en koppelen. zodat je met een licht trekkende motor de slalom rijdt


 

Cluster 4: Remoefeningen

noodstop2
 
Noodstop

(Verplichte oefening)

Je komt aanrijden met een constante snelheid van 50 km/u. De snelheid hou je vast tot aan het poortje, daar ga je een krachtige remming inzetten en ontkoppelt direct. Bij deze oefening is terugschakelen naar de 1ste versnelling niet noodzakelijk, en ook wanneer een wiel even blokkeert is dit niet erg. Je remt met beide remmen waarbij de voorrem belangrijk is. zorg dat de motor onder controle blijft.

precisiestop2
 
Precisie stop

Ook voor deze oefening kom je met 50 km/u. aanrijden je begint bij het eerste poortje met remmen en je zorgt er voor dat je met je voorwiel precies bij het 2de poortje stil komt te staan. Het remmen moet met een eenparige vertraging gebeuren, zodat je dus de remweg gelijkmatig verdeeld. Bij deze remming moet je ook vlak voor je stil staat terug geschakeld zijn in de 1ste versnelling.

remproef2
 
Stopproef

wederom kom je bij deze oefening met 50 km/u. aanrijden Bij het 1ste poortje ga je beginnen met remmen en ontkoppelt. Je bouwt de remdruk zodanig opbouwen dat je zo snel mogelijk tot stilstand komt. zorg er voor dat je wielen niet blokkeren en dat je terug geschakeld bent in de 1ste versnelling staat vlak voor je stilstaat.